Bij klachten te wijten aan een te traag hartritme (bradycardie) kan de arts beslissen om een pacemaker (hartstimulator) in te planten die het normaal hartritme herstelt. De pacemaker maakt contact met de binnenzijde van de hartspier aan de hand van één of meerdere elektroden. Deze elektroden (stroomgeleiders) worden bevestigd aan de pacemaker tijdens de implantatie. Een pacemaker bestaat uit een batterij, micro-elektronica met software en een connectorbox. De batterij is vervaardigd uit lithium voor een maximale duurzaamheid van 5 tot 8 jaar. De parameters van de hartstimulator worden op afstand (telemetrie) op een computer (programmer) geregistreerd en via een tactiel scherm volgens de noden van de patiënt bijgesteld. Het beperkt volume (10 à 15 cc) en het licht gewicht (20 à 30 gram) van de pacemaker garanderen een mooi cosmetisch resultaat bij een onderhuidse implantatie.
Ook bij kortademigheid met hartverzwakking kan een resynchronisatie-pacemaker een niet synchrone contractie van de rechter- en de linkerhartkamer corrigeren.
Bij een plotse abnormale versnelling van het hartritme van de kamers (kamertachycardie) kan de implantatie van een hartdefibrillator levensreddend zijn. Dit toestel is groter dan een pacemaker door een bijkomende ingebouwde condensator. De hartdefibrillator kan naast lage voltage therapie (trage of snelle impulsen) ook hoge voltage therapie (shocks) afleveren.
Wat voelt men bij een te traag hartritme?
Soms wordt bradycardie goed verdragen en toevallig opgemerkt bij een routine bloeddrukcontrole. Duizeligheid of bewustzijnsverlies treden op bij hartpauzes boven de 3 seconden. Kortademigheid bij inspanning komt voor als de polsslag onvoldoende versnelt. Bij het brady-tachysyndroom wisselen episodes van traag en snel hartritme zich af.
Hoe werkt de hartstimulatie?
Een kritische densiteit van negatief geladen ionen aan de tip van de elektrode zet de depolarisatie in gang. De hartcellen rond de tip ontladen zich in serie met een tijdelijke inversie van hun negatieve rustpotentiaal en vormen een depolarisatiegolf die zich verder verspreid doorheen het hart. De stroom van negatief geladen deeltjes beperkt zich tussen de tip en de ring van de elektrode in de bipolaire stimulatie. Het lichaam is geleider in de unipolaire stimulatie die verloopt tussen de tip van de elektrode en de pacemaker.
Wat is interferentie?
Interferentie ontstaat als elektrische signalen van buiten het hart de werking van de pacemaker verstoren. Deze elektrische signalen worden opgewekt in het lichaam zelf (borstspier, middenrif) of buiten het lichaam (nucleaire magnetische resonantie, automatische winkelpoorten, lasapparaten, hoogspanningskabels, mobiele telefoons, luidsprekers). De pacemaker werkt terug normaal zodra de stoorsignalen stoppen of als men zich verwijdert van de verantwoordelijke externe bron.